FAQ

BHV

Het is de taak van de BHV om te evacueren, maar hoe je dat doet, staat niet in de Arbowet. Want, zo is het argument; elke situatie is anders. Wij leren BHV’ers dat ze een ontruimplan moeten maken, waarin staat waar de verzamelplaats is, met zo mogelijk een alternatief. Dit moet natuurlijk een veilige plek zijn. Daarnaast is het handig om een locatie te hebben waar je de leerlingen voor langere tijd kunt opvangen. Je kunt daarbij o.a. denken aan, sporthal, kerk of een school in de buurt. En omdat het een school is, moet er ook een verplichte aansluiting op het openbaar brandmeldsysteem zijn.  Bij zo’n verplichte aansluiting hoort een ontruimplan en een verplichte jaarlijkse ontruimoefening.

De risico-inventarisatie en -evaluatie is verplicht voor alle grote en kleine bedrijven, met uitzondering van zzp’ers. In artikel 5 van de Arbowet staat dat de werkgever hierin schriftelijk vastlegt welke risico’s de arbeid voor de werknemers met zich meebrengt.

Strikt genomen hoeven bij een RI&E risico’s alleen te worden geïnventariseerd en geëvalueerd. Het beschrijven van de oorzaken van risico’s is dus niet verplicht. Het is daarom afhankelijk van de ambities van degene die de RI&E uitvoert of laat uitvoeren of deze informatie wel of niet opgenomen wordt.

De vraag waar de risico’s vandaan komen en hoe ze ontstaan blijft vaak buiten beeld. Maar wie structureel iets wil veranderen, zal ook toch oog moeten hebben voor de directe en de onderliggende oorzaken van de geconstateerde risico’s. Hoe kan iemand die niet weet hoe risico’s ontstaan, goede maatregelen bedenken om ze te bestrijden? Vandaar dat soms advies van een (arbo)deskundige of meer uitgebreid onderzoek nodig is.

In de wet wordt nergens een exacte termijn genoemd waarop herhalingen moeten plaatsvinden. Dit komt omdat deze termijnen voor elk bedrijf anders zijn. Het enige wat in de wet aangegeven wordt is dat de BHV ‘naar behoren’ moet functioneren en dat de RI&E daar een belangrijke maatstaf voor is. Dat wil zeggen dat de Inspectie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, wanneer ze ooit langskomen, allereerst vraagt naar de RI&E en vervolgens naar de vertaling van de RI&E in het BHV opleidings- en herhalingsprogramma. De ervaring leert dat één keer per jaar een herhalen van de stof een absoluut minimum is. Bedrijven met vergunningplicht moeten een ontruimingsplan hebben en de ontruimingsoefeningen in een logboek bijhouden. Ook voor ontruimoefeningen geldt een jaarlijkse termijn als minimum.

Deuren in een vluchtroute mogen vanaf 37 personen (nieuwbouw) of 60 personen (bestaande bouw) die op de deur zijn aangewezen niet tegen de vluchtrichting indraaien (Bouwbesluit 2012, artikel 6.25 lid 3). In het looppad van de stroom vluchtende personen draait de draaideur mee in de vluchtrichting. Een draaideur is vanuit dit oogpunt dus niet verboden. Wel is het aannemelijk dat de draaideur een belemmering vormt bij het bepalen van de doorstroomcapaciteit als bedoeld in artikel 2.108 van het Bouwbesluit 2012. De gemeente kan een draaideur in die zin aanmerken als een belemmering als bedoeld in artikel 7.16. (hierin staat onder andere dat het verboden is in, op, of aan een bouwwerk voorzieningen te gebruiken of anderszins belemmeringen te veroorzaken waardoor het gebruik van vluchtmogelijkheden bij brand wordt belemmerd, of het redden van personen bij brand wordt belemmerd.) Als de draaideur bij brand automatisch in doorloopstand gaat staan (deuren worden samengevouwen in stroomrichting gezet) kan dit als een gelijkwaardige situatie worden beschouwd. Over gelijkwaardigheid beslist de gemeente. Bij grote gebouwen ziet men wel dat er naast de draaideuren extra normale deuren aanwezig zijn.

Een poederblusser is een draagbaar brandblusapparaat dat gebruikmaakt van poeder als blusmiddel. Het poeder in de blusser kan verschillende stoffen bevatten, zoals ammoniumfosfaat of kaliumbicarbonaat. Poederblussers zijn veelzijdig en kunnen worden gebruikt voor het blussen van branden veroorzaakt door brandbare vloeistoffen, gassen en elektrische apparatuur. Ze zijn geschikt voor de brandklassen A, B en C.

Het gebruik van een poederblusser kan echter nevenschade veroorzaken, en het poeder kan de omgeving vervuilen. Daarom wordt bij het kiezen van een brandblusser rekening gehouden met het type brand dat het meest waarschijnlijk kan optreden op een specifieke locatie.

Een schuimblusser is een draagbaar brandblusapparaat dat schuim gebruikt als blusmiddel. Het schuim kan bestaan ​​uit een mengsel van water en een speciaal blusmiddel, vaak een soort synthetisch schuimconcentraat. Schuimblussers zijn geschikt voor het blussen van branden veroorzaakt door vaste stoffen (brandklasse A) en vloeistoffen (brandklasse B).

De werking van een schuimblusser omvat het bedekken van het brandende oppervlak met een laag schuim, waardoor zuurstof wordt afgesloten en de brand wordt gedoofd. Schuimblussers zijn doorgaans minder schadelijk voor elektrische apparatuur dan poederblussers en kunnen effectief zijn bij branden waarbij vloeistoffen betrokken zijn.

Een CO2-blusser is een draagbaar brandblusapparaat dat koolstofdioxide (CO2) gebruikt als blusmiddel. CO2 is een gas dat geen reststoffen achterlaat en daarom geschikt is voor het blussen van branden zonder nevenschade te veroorzaken. CO2-blussers worden vaak ingezet bij branden veroorzaakt door elektrische apparatuur (brandklasse B) en kunnen ook effectief zijn bij branden met vaste stoffen (brandklasse A).

De werking van een CO2-blusser omvat het vrijgeven van koolstofdioxide, waardoor de zuurstof in de omgeving van het vuur wordt verminderd en de brand wordt gedoofd. Het is belangrijk op te merken dat CO2-blussers geen koelend effect hebben, dus ze zijn minder geschikt voor branden met vloeistoffen (brandklasse B) waar koeling een belangrijke factor is.

EHBO

Wie hyperventileert, ventileert meer dan nodig met als gevolg dat koolstofdioxidegehalte in het bloed (CO2) te laag wordt. Door bijvoorbeeld stress, angst of paniek kan een versnelde en vaak te diepe ademhaling ontstaan. Mensen kunnen hierdoor een benauwd gevoel krijgen, pijn op de borst ervaren en zelfs zwarte vlekken voor de ogen zien. Wat kun je in zo’n geval doen? Probeer allereerst het slachtoffer gerust te stellen. Ga bij hem zitten en laat hem ademhalingsoefeningen doen; rustig door de neus inademen en door de mond weer uit. Door het slachtoffer goed voorover te laten buigen wordt hij gedwongen om minder diep te ademen. Ook stroomt er meer bloed naar de hersenen en dat is weer goed tijdens een flauwte. Het kan wel zijn dat het slachtoffer dit voorover buigen als benauwend ervaart. Een andere optie is het bekende zakje voor de mond. Dat zorgt ervoor dat het koolstofdioxide gehalte weer gaat stijgen. Je ademt het namelijk gewoon weer in met als gevolg dat de klachten van een te hoog CO2 kunnen afnemen. Je kunt het slachtoffer ook door een stuk tuinslang laten ademen (ongeveer 50 cm lang). Dit zorgt dat er een verhoging van het koolstofdioxidegehalte plaatsvindt doordat de ademhaling afgeremd wordt. Als laatste is het belangrijk dat je tijdig ingrijpt op het moment dat het probleem te lang aanhoudt. Bel 112 en leg de situatie uit.

Een AED staat voor Automatische Externe Defibrillator. Het is een draagbaar medisch apparaat dat wordt gebruikt bij reanimatiepogingen van een persoon die een hartstilstand heeft. De AED analyseert het hartritme van de patiënt en geeft, indien nodig, gesproken instructies aan de hulpverlener om een elektrische schok toe te dienen om het normale hartritme te herstellen. AED’s zijn ontworpen om door niet-medische professionals gebruikt te worden en worden vaak geplaatst op openbare plaatsen zoals luchthavens, winkelcentra en kantoren, zodat ze snel toegankelijk zijn in noodgevallen. Het gebruik van een AED, in combinatie met reanimatie, kan de overlevingskansen van een persoon met een hartstilstand aanzienlijk vergroten.

Een EHBO-verbandtrommel moet goed zijn uitgerust met materialen die gebruikt kunnen worden om kleine verwondingen te behandelen en eerste hulp te verlenen. Materialen die vaak in een verbandtrommel zitten zijn:

  1. Steriele gaasjes en kompressen:
    • Voor het afdekken van wonden en ter absorptie van bloed.
  2. Hechtpleisters:
    • Om verbanden op hun plaats te houden.
  3. Verbandmiddelen:
    • Diverse soorten verband, zoals elastisch verband, snelverband en driekante doeken.
  4. Desinfectiemiddel:
    • Voor het reinigen van wonden om infecties te voorkomen.
  5. Wondsnelverband:
    • Een steriel verband met een snelverband en fixatie.
  6. Watten en/of synthetische watten:
    • Voor het aanbrengen van druk, als vulling of als bescherming.
  7. Schaar en pincet:
    • Om verbanden op maat te knippen en om bijvoorbeeld splinters te verwijderen.
  8. Handschoenen:
    • Wegwerphandschoenen om de hulpverlener te beschermen tegen besmetting.
  9. Tekenpincet:
    • Voor het veilig verwijderen van teken.
  10. Reddingsdeken:
    • Om te beschermen tegen onderkoeling of oververhitting.
  11. Mondkapje voor beademing:
    • Bij het verlenen van mond-op-mondbeademing.
  12. Driekante doek:
    • Voor het maken van een mitella of als drukverband.
  13. Instant coldpack:
    • Om snel te koelen bij bijvoorbeeld verstuikingen.
  14. Brandspray of brandwondengel:
    • Voor de behandeling van brandwonden.
  15. EHBO-handleiding:
    • Een beknopte handleiding voor het verlenen van eerste hulp.

Zorg ervoor dat de materialen in de verbandtrommel regelmatig gecontroleerd en aangevuld worden, en dat de houdbaarheidsdatum van producten zoals pleisters en medicijnen in de gaten wordt gehouden. Daarnaast kan de inhoud van een EHBO-verbandtrommel aangepast worden aan specifieke behoeften, afhankelijk van de activiteiten en omgeving waarin deze wordt gebruikt.

De Rautek-noodvervoersgreep is een techniek in eerste hulp om een bewusteloos persoon voorzichtig van de grond naar een stabiele rugligging te verplaatsen. Dit gebeurt door de schouders op te tillen en het hoofd te ondersteunen, zonder de wervelkolom te belasten. Het wordt gebruikt in noodsituaties, zoals na een ongeval, om het slachtoffer op een gecontroleerde en veilige manier te helpen.

Begrippen

BHV

BedrijfsHulpVerlener, is een medewerker binnen een organisatie die is opgeleid om in noodsituaties adequaat op te treden. Ze zijn getraind in het verlenen van eerste hulp, het bestrijden van brand en het evacueren van mensen bij calamiteiten. Het doel van BHV’ers is om de veiligheid binnen de organisatie te waarborgen en te zorgen voor een snelle en georganiseerde reactie op noodsituaties.

Eerste Hulp Bij Ongelukken, is een cursus waarbij iemand opgeleid wordt in Eerste Hulp Bij Ongevallen (EHBO). Deze persoon kan basale medische zorg verlenen in noodsituaties totdat professionele hulpverleners arriveren. EHBO’ers zijn getraind om levensreddende handelingen uit te voeren en eerste hulp te bieden bij verwondingen of plotselinge ziekte.

LEH

Levensreddende Eerste Hulp (LEH) omvat snelle handelingen die direct worden toegepast in noodsituaties om levens te redden. Het omvat essentiële eerste hulpmaatregelen zoals reanimatie, het stoppen van ernstige bloedingen en andere spoedinterventies totdat professionele medische hulp beschikbaar is. LEH valt samen met Brand Ontruiming Communicatie (BOC) onder de taken van een BedrijfsHulpVerlener (BHV).

BOC

Brand Ontruiming Communicatie (BOC) betreft de procedures en communicatiemiddelen die worden gebruikt om een snelle evacuatie tijdens een brand te faciliteren. Het omvat het activeren van brandmeldsystemen, waarschuwen van aanwezigen en coördineren van een geordende evacuatie via communicatiemiddelen zoals luidsprekers. Het doel is de veiligheid van mensen te waarborgen. BOC valt samen met Levensreddende Eerste Hulp (LEH) onder de taken van een BedrijfsHulpVerlener (BHV).

Privacy

Dat kan inderdaad gebeuren. Zo hebben verpleegkundigen en alle andere bij de wet BIG betrokken zorgverleners, een eed moeten afleggen waarin zij onder andere zweren dat alle informatie die hun ter kennis komt met betrekking tot het slachtoffer/patiënt geheim te houden. Hieronder een regel uit deze eed: “Ik zweer; dat ik geheim houd wat mij in vertrouwen is verteld of wat mij ter kennis is gekomen en waarvan ik kan begrijpen dat het vertrouwelijk van aard is”. Iedereen die vanuit zijn of haar professie hierin een ondersteunende functie heeft, zoals bijvoorbeeld secretaresses en assistentes, en met patiënt- en/of slachtoffergegevens in aanraking komt, heeft hierin een beroepsgeheim of geheimhoudingsplicht. De ambulanceverpleegkundige zal op een dergelijk moment zelf inschtten aan wie er wel of geen informatie wordt verstrekt. De informatie mag alleen met toestemming van het slachtoffer worden verstrekt. In een spoedsituatie zal er daarom alleen informatie worden verstrekt aan de directe familie.